Zoek woord moeilijk uit te spreken zin heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
moeilijk uit te spreken zin (n) [algemeen] {m} Zungenbrecher (n) {m} [algemeen]

NL DE Vertalingen voor moeilijk

moeilijk (a) [vervelend] unangenehm (a) [vervelend]
moeilijk (a) [vervelend] peinlich (a) [vervelend]
moeilijk (adj) [hard, not easy] schwer (adj) [hard, not easy]
moeilijk (a) [inspanning] schwer (a) [inspanning]
moeilijk (a) [lastig] schwer (a) [lastig]
moeilijk (a) [situatie] schwer (a) [situatie]
moeilijk (a) [gedrag] wählerisch (a) [gedrag]
moeilijk (a) [gedrag] anspruchsvoll (a) [gedrag]
moeilijk (a) [inspanning] anstrengend (a) [inspanning]
moeilijk (adj) [burdensome or hindering, as a weight or drag; vexatious; cumbrous] beschwerlich (adj) [burdensome or hindering, as a weight or drag; vexatious; cumbrous]

NL DE Vertalingen voor uit

uit (o) [reden] wegen (o) [reden]
uit (o) [reden] durch (o) [reden]
uit (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] von (o) [plaats]
uit (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at] von (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at]
uit (prep) [with the source or provenance of or at] von (prep) [with the source or provenance of or at]
uit (n) aus (n)
uit (o) [oorsprong] aus (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] aus (o) [plaats]
uit (o) [reden] aus (o) [reden]

NL DE Vertalingen voor te

te (o) [graad] allzu (o) [graad]
te (adv) [more than enough; ''as too much''] allzu (adv) [more than enough; ''as too much'']
te (n) zu (n)
te (o) [graad] zu (o) [graad]
te (particle prep adv) [infinitive-marker] zu (particle prep adv) [infinitive-marker]
te (adv) [more than enough; ''as too much''] zu (adv) [more than enough; ''as too much'']
te (particle prep adv) [infinitive-marker] nach (particle prep adv) [infinitive-marker]
te (particle prep adv) [infinitive-marker] -en (particle prep adv) [infinitive-marker] (particle prep adv)

NL DE Vertalingen voor spreken

spreken {n} unterhalten
spreken (n) [aktie] {n} Sprechen (n) {n} [aktie]
spreken (v) [woorden] {n} aussprechen (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} eine Rede halten (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} einen Vortrag halten (v) [toespraak]
spreken (v) {n} sprechen (v)
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} sprechen (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [taal] {n} sprechen (v) [taal]
spreken (v n) [to be able to communicate in a language] {n} sprechen (v n) [to be able to communicate in a language]
spreken (n v) [to communicate by speech] {n} sprechen (n v) [to communicate by speech]

NL DE Vertalingen voor zin

zin (n) [logica] {m} Nutzen (n) {m} [logica]
zin (n) [logica] {m} Zweck (n) {m} [logica]
zin (n) {m} Sinn (n) {m}
zin (n) [algemeen] {m} Sinn (n) {m} [algemeen]
zin (n) [bedoeling] {m} Sinn (n) {m} [bedoeling]
zin (n) [belangrijkheid] {m} Sinn (n) {m} [belangrijkheid]
zin (n) [betekenis] {m} Sinn (n) {m} [betekenis]
zin (n) [fysiologie] {m} Sinn (n) {m} [fysiologie]
zin (n) [logica] {m} Sinn (n) {m} [logica]
zin (n) [richting] {m} Sinn (n) {m} [richting]