Zoek woord het anders aanpakken heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
het anders aanpakken (v) [methode] einen anderen Kurs einschlagen (v) [methode]

NL DE Vertalingen voor het

het (n v abbr) [work, suffice] reichen (n v abbr) [work, suffice]
het (article adv) [article] das (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [article] der (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
het (article adv) [with a superlative] der (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [article] die (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]

NL DE Vertalingen voor anders

anders (a) anders (a)
anders (o) [algemeen] anders (o) [algemeen]
anders (o) [bijwoord] anders (o) [bijwoord]
anders (a) [ironisch] anders (a) [ironisch]
anders (adj n) [unlike most others] anders (adj n) [unlike most others]
anders (o) [voegwoord] anders (o) [voegwoord]
anders (adj adv conj) [word that implies any result with the exception of the one being referred to] anders (adj adv conj) [word that implies any result with the exception of the one being referred to]
anders (o) [algemeen] sonst (o) [algemeen]
anders (o) [voegwoord] sonst (o) [voegwoord]
anders (adj adv conj) [word that implies any result with the exception of the one being referred to] sonst (adj adv conj) [word that implies any result with the exception of the one being referred to]

NL DE Vertalingen voor aanpakken

aanpakken (v) [persoon] fertigwerden (v) [persoon]
aanpakken (v) [persoon] umgehen mit (v) [persoon]
aanpakken (v) [situatie] umgehen mit (v) [situatie]
aanpakken (v) [probleem] anpacken (v) [probleem]
aanpakken (v) [situatie] anpacken (v) [situatie]
aanpakken (v) [algemeen] sich befassen mit (v) [algemeen]
aanpakken (v) [mensen] ansprechen (v) [mensen]
aanpakken (v) [algemeen] in Angriff nehmen (v) [algemeen]
aanpakken (v) [probleem] in Angriff nehmen (v) [probleem]
aanpakken (n v) [to face or deal with] in Angriff nehmen (n v) [to face or deal with]