Zoek woord Geschäft heeft 31 resultaten
DE Duits NL Nederlands
Geschäft (n adj) [commercial enterprise or establishment] {n} onderneming (n adj) {f} [commercial enterprise or establishment]
Geschäft {n} Industrie in Nederland
Geschäft (n) [Handel] {n} transactie (n) {f} [Handel]
Geschäft [Handel] {n} transactie {f} [Handel]
Geschäft (n v int) [establishment that sells goods] {n} winkel (n v int) {m} [establishment that sells goods]
DE Duits NL Nederlands
Geschäft (n) [Einkäufe] {n} winkel (n) {m} [Einkäufe]
Geschäft [Einkäufe] {n} winkel {m} [Einkäufe]
Geschäft (n) [allgemein] {n} zaken (n) {f} [allgemein]
Geschäft [allgemein] {n} zaken {f} [allgemein]
Geschäft (n v) [instance of buying or selling] {n} handel (n v) {m} [instance of buying or selling]
Geschäft (n) [allgemein] {n} handel (n) {m} [allgemein]
Geschäft [allgemein] {n} handel {m} [allgemein]
Geschäft (n) [Volkswirtschaft] {n} zakenwereld (n) {m} [Volkswirtschaft]
Geschäft [Volkswirtschaft] {n} zakenwereld {m} [Volkswirtschaft]
Geschäft (n) [Volkswirtschaft] {n} bedrijfsleven (n) {n} [Volkswirtschaft]
Geschäft [Volkswirtschaft] {n} bedrijfsleven {n} [Volkswirtschaft]
Geschäft (n adj) [commercial, industrial or professional activity] {n} vak (n adj) {n} [commercial, industrial or professional activity]
Geschäft (n) [Gesellschaft] {n} onderneming (n) {f} [Gesellschaft]
Geschäft [Gesellschaft] {n} onderneming {f} [Gesellschaft]
Geschäft (n) [Gesellschaft] {n} firma (n) {m} [Gesellschaft]
Geschäft [Gesellschaft] {n} firma {m} [Gesellschaft]
Geschäft (n adj) [commercial enterprise or establishment] {n} bedrijf (n adj) {n} [commercial enterprise or establishment]
Geschäft (n adj) [commercial enterprise or establishment] {n} zaak (n adj) {m} [commercial enterprise or establishment]
Geschäft (n) [Laden] {n} zaak (n) {m} [Laden]
Geschäft [Laden] {n} zaak {m} [Laden]
Geschäft (n) [Handel] {n} zaak (n) {m} [Handel]
Geschäft [Handel] {n} zaak {m} [Handel]
Geschäft (n) [Gesellschaft] {n} zaak (n) {m} [Gesellschaft]
Geschäft [Gesellschaft] {n} zaak {m} [Gesellschaft]
Geschäft (n) [Einkäufe] {n} zaak (n) {m} [Einkäufe]
Geschäft [Einkäufe] {n} zaak {m} [Einkäufe]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor geschäft NL Vertalingen
Handel [Abgabe] m handel {m}
Absatz [Abgabe] m alinea {f}
Verkauf [Abgabe] m verkopen {n}
Umsatz [Abgabe] m omzet {m}
Vertrieb [Abgabe] m (m distributie {f}
Umschlag [Abgabe] m ommekeer {m}
Warenumschlag [Abgabe] Heling
Rolle [Aufgabe] f user role
Amt [Aufgabe] n officie {n}
Funktion [Aufgabe] f functie {f}
Frage [Aufgabe] f vraagstuk {n}
Thema [Aufgabe] n thema {n}
Problem [Aufgabe] n probleem {n}
Auftrag [Aufgabe] m opdracht {m}
Zweck [Aufgabe] m doel {n}
Gegenstand [Aufgabe] m onderwerp {n}
Mission [Aufgabe] f missie {f}
Bestimmung [Aufgabe] f benoeming {f}
Verlust [Aufgabe] m gemis {n}
Teilnahme [Aufgabe] f belang {n}