Zoek woord aufhalten heeft 27 resultaten
DE Duits NL Nederlands
aufhalten [Tätigkeit] vertragen [Tätigkeit]
aufhalten (n v) [to stop, hinder] stelpen (n v) [to stop, hinder]
aufhalten (n v) [to stop, hinder] hinderen (n v) {n} [to stop, hinder]
aufhalten (v) [Person] halt doen houden (v) [Person]
aufhalten [Person] halt doen houden [Person]
DE Duits NL Nederlands
aufhalten (v) [Person] doen stoppen (v) [Person]
aufhalten [Person] doen stoppen [Person]
aufhalten (v) [Verkehr] stopzetten (v) [Verkehr]
aufhalten [Verkehr] stopzetten [Verkehr]
aufhalten (v) [Verkehr] blokkeren (v) {n} [Verkehr]
aufhalten [Verkehr] blokkeren {n} [Verkehr]
aufhalten (v) [Zeit] vertragen (v) [Zeit]
aufhalten [Zeit] vertragen [Zeit]
aufhalten (v) [Tätigkeit] vertragen (v) [Tätigkeit]
aufhalten (n v) [to stop, hinder] stoppen (n v) {n} [to stop, hinder]
aufhalten (v) [Verzögerung] achteruitzetten (v) [Verzögerung]
aufhalten [Verzögerung] achteruitzetten [Verzögerung]
aufhalten (v) [Beendigung] tegenhouden (v) [Beendigung]
aufhalten [Beendigung] tegenhouden [Beendigung]
aufhalten (v) [Zeit] ophouden (v) {n} [Zeit]
aufhalten [Zeit] ophouden {n} [Zeit]
aufhalten (v) [Verkehr] ophouden (v) {n} [Verkehr]
aufhalten [Verkehr] ophouden {n} [Verkehr]
aufhalten (v) [Tätigkeit] ophouden (v) {n} [Tätigkeit]
aufhalten [Tätigkeit] ophouden {n} [Tätigkeit]
aufhalten (v) [Beendigung] ophouden (v) {n} [Beendigung]
aufhalten [Beendigung] ophouden {n} [Beendigung]

Duits Nederlands vertalingen