Zoek woord afbreken heeft 18 resultaten
NL Nederlands DE Duits
afbreken (v) [koord] reißen (v) [koord]
afbreken (v) [linguïstiek] mit Bindestrich schreiben (v) [linguïstiek]
afbreken (v) [chemie] zersetzen (v) [chemie]
afbreken (v) [gebouw] niederreißen (v) [gebouw]
afbreken (v) [gebouw] demolieren (v) [gebouw]
NL Nederlands DE Duits
afbreken (v) [gebouw] zerstören (v) [gebouw]
afbreken (v) [kleineren] schmälern (v) [kleineren]
afbreken (n v) [to interrupt or cut off] unterbrechen (n v) [to interrupt or cut off]
afbreken (v) [telefoon] unterbrechen (v) [telefoon]
afbreken (v) [kleineren] heruntersetzen (v) [kleineren]
afbreken (v) [koord] abreißen (v) [koord]
afbreken (v) [voorwerpen] abbrechen (v) [voorwerpen]
afbreken (v) [telefoon] abbrechen (v) [telefoon]
afbreken (v) [scheiden] abbrechen (v) [scheiden]
afbreken (v) [relatie] abbrechen (v) [relatie]
afbreken (v) [onderhandeling] abbrechen (v) [onderhandeling]
afbreken (n v) [computing: to terminate a process prior to completion] abbrechen (n v) [computing: to terminate a process prior to completion]
afbreken (v) [kleineren] herabsetzen (v) [kleineren]