NL DE Nederlands Duits vertalingen voor abstempeln als
Zoek woord abstempeln als heeft 10 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE | Duits | NL | Nederlands | |
---|---|---|---|---|
abstempeln als [Beschreibung] | bestempelen als [Beschreibung] | |||
abstempeln als (v) [Beschreibung] | bestempelen als (v) [Beschreibung] | |||
abstempeln als [Beschreibung] | kwalificeren als [Beschreibung] | |||
abstempeln als (v) [Beschreibung] | kwalificeren als (v) [Beschreibung] | |||
abstempeln als [Beschreibung] | noemen [Beschreibung] |
DE | Duits | NL | Nederlands | |
---|---|---|---|---|
abstempeln als (v) [Beschreibung] | noemen (v) [Beschreibung] | |||
abstempeln als [Person] | stempelen tot [Person] | |||
abstempeln als (v) [Person] | stempelen tot (v) [Person] | |||
abstempeln als [Person] | charakteriseren als [Person] | |||
abstempeln als (v) [Person] | charakteriseren als (v) [Person] |
DE NL Vertalingen voor abstempeln
Abstempeln [Post] {n} | afstempelen {n} [Post] | |||
Abstempeln (n) [Post] {n} | afstempelen (n) {n} [Post] | |||
Abstempeln [Post] {n} | afstempeling {f} [Post] | |||
Abstempeln (n) [Post] {n} | afstempeling (n) {f} [Post] |
DE NL Vertalingen voor als
als (v) [''die Zeitfolge betreffend''] | dan (v) [''die Zeitfolge betreffend''] | |||
als (o) [Vergleich] | dan (o) [Vergleich] | |||
als (v) [''die Zeitfolge betreffend''] | toen (v) [''die Zeitfolge betreffend''] | |||
als (prep adv conj n) [except] | behalve (prep adv conj n) [except] | |||
als [Bindewort] | wanneer [Bindewort] | |||
als (o) [Bindewort] | wanneer (o) [Bindewort] | |||
als [Bindewort] | als [Bindewort] | |||
als (o) [Bindewort] | als (o) [Bindewort] | |||
als [Bindewort] | zodra [Bindewort] | |||
als (o) [Bindewort] | zodra (o) [Bindewort] |
Duits Nederlands vertalingen
DE | Synoniemen voor abstempeln als | NL | Vertalingen | |
---|---|---|---|---|
charakterisieren [charakterisieren als] | typeren | |||
hinstellen [charakterisieren als] | klaarzetten | |||
bezeichnen als [charakterisieren als] | noemen | |||
darstellen [darstellen als] | afbeelden | |||
nennen [bezeichnen als] | noemen | |||
behaupten [hinstellen als] | beweren | |||
kennzeichnen [abstempeln zu] | typeren | |||
abhaken [abstempeln zu] | aankruisen | |||
gründen [gruppieren] | een zaak opzetten | |||
vereinigen [gruppieren] | fusioneren | |||
gliedern [gruppieren] | structureren | |||
einteilen [gruppieren] | indelen | |||
aufstellen [gruppieren] | oprichten | |||
ordnen [gruppieren] | ordenen | |||
Staffeln [gruppieren] n | vakantiespreiding {f} | |||
staffeln [gruppieren] | spreiden | |||
aufteilen [gruppieren] | indelen | |||
zusammensetzen [gruppieren] | samenvoegen | |||
klassifizieren [gruppieren] | classificeren | |||
anordnen [gruppieren] | rangschikken |