Zoek woord abschließen heeft 42 resultaten
DE Duits NL Nederlands
abschließen [Arbeit] een einde maken aan [Arbeit]
abschließen [Aufgabe] afwerken [Aufgabe]
abschließen (v) [Aufgabe] afwerken (v) [Aufgabe]
abschließen [Zeitung] zich abonneren [Zeitung]
abschließen (v) [Zeitung] zich abonneren (v) [Zeitung]
DE Duits NL Nederlands
abschließen [Subjekt] afhandelen [Subjekt]
abschließen (v) [Subjekt] afhandelen (v) [Subjekt]
abschließen [Arbeit] beëindigen [Arbeit]
abschließen (v) [Arbeit] beëindigen (v) [Arbeit]
abschließen [vollenden] beëindigen [vollenden]
abschließen (v) [vollenden] beëindigen (v) [vollenden]
abschließen (v) [allgemein] afdichten (v) [allgemein]
abschließen (v) [Arbeit] een einde maken aan (v) [Arbeit]
abschließen [Gebäude] op slot doen [Gebäude]
abschließen (v) [Gebäude] op slot doen (v) [Gebäude]
abschließen [vollenden] tot een einde brengen [vollenden]
abschließen (v) [vollenden] tot een einde brengen (v) [vollenden]
abschließen [vollenden] de laatste hand leggen aan [vollenden]
abschließen (v) [vollenden] de laatste hand leggen aan (v) [vollenden]
abschließen (v) [to end] besluiten (v) [to end]
abschließen (v) [to end] concluderen (v) [to end]
abschließen (v) [Beratung] afronden (v) {n} [Beratung]
abschließen (v) [Gebäude] afsluiten (v) [Gebäude]
abschließen [Geschäft] afsluiten [Geschäft]
abschließen (v) [Geschäft] afsluiten (v) [Geschäft]
abschließen [Subjekt] afsluiten [Subjekt]
abschließen (v) [Subjekt] afsluiten (v) [Subjekt]
abschließen [allgemein] afsluiten [allgemein]
abschließen (v) [allgemein] afsluiten (v) [allgemein]
abschließen [Subjekt] afdoen [Subjekt]
abschließen (v) [Subjekt] afdoen (v) [Subjekt]
abschließen [Beratung] afronden {n} [Beratung]
abschließen [Gebäude] afsluiten [Gebäude]
abschließen [vollenden] afronden {n} [vollenden]
abschließen (v) [vollenden] afronden (v) {n} [vollenden]
abschließen [Aufgabe] voltooien [Aufgabe]
abschließen (v) [Aufgabe] voltooien (v) [Aufgabe]
abschließen [Arbeit] afmaken [Arbeit]
abschließen (v) [Arbeit] afmaken (v) [Arbeit]
abschließen [Aufgabe] afmaken [Aufgabe]
abschließen (v) [Aufgabe] afmaken (v) [Aufgabe]
abschließen [allgemein] afdichten [allgemein]

Duits Nederlands vertalingen