NL PT Nederlands Portugees alfabetisch woordenboek U
- u ... uit
- uit ... uit de eerste hand
- uit de eerste hand ... uit de oudheid
- uit de oudheid ... uit de weg
- uit de weg ... uit elkaar nemen
- uit elkaar plaatsen ... uit het hoofd praten
- uit het hoofd praten ... uit te houden
- uit te houden ... uitbetalen
- uitbetalen ... uitblinkster
- uitblinkster ... uitbroeding
- uitbroeding ... uitbundig
- uitbundig ... uitdamping
- uitdamping ... uitdoven
- uitdoven ... uitdrukking van genegenheid
- uitdrukking van genegenheid ... uitduwen
- uiteen ... uiteenzetting
- uiteenzetting ... uiteraard
- uiterlijk ... uiterste
- uiterste ... uiterste best
- uiterste best ... uitgaan met
- uitgaan met ... uitgave
- uitgave ... uitgehongerd
- uitgekookt ... uitgemergeld
- uitgemergeld ... uitgerokken
- uitgerokken ... uitgesproken
- uitgesproken ... uitgesteld
- uitgesteld ... uitgestotene
- uitgestotene ... uitgestrektheid
- uitgestrektheid ... uitgeteerd
- uitgeteerd ... uitgezonderd
- uitgezonderd ... uitgloeien
- uitgloeien ... uitgroeisel
- uitgroeisel ... uithalen
- uithalen ... uithuilen
- uithuilen ... uitkafferen
- uitkafferen ... uitkammen
- uitkammen ... uitknijpen
- uitknijpen ... uitlaat
- uitlaat ... uitladen
- uitladen ... uitlenen aan
- uitlenen aan ... uitmergelen
- uitmergelen ... uitnemen
- uitnemen ... uitpakken
- uitpersen ... uitputten
- uitputten ... uitputting
- uitputting ... uitroeien
- uitroeien ... uitrollen
- uitrollen ... uitrusten
- uitrusten ... uitscheiding
- uitscheiding ... uitschot
- uitschot ... uitschudden
- uitschudden ... uitslag
- uitslapen ... uitspoelen
- uitspoelen ... uitspreken
- uitspreken ... uitspuiten
- uitspuiten ... uitstapje
- uitstapje ... uitstel
- uitstel ... uitstrekken
- uitstrekken ... uitstulping
- uitstulping ... uittrekken
- uittrekken ... uitvaren
- uitvaren ... uitvegen
- uitvegen ... uitvindster
- uitvindster ... uitvoeren
- uitvoeren ... uitwaaieren
- uitwaaieren ... uitwendig oor
- uitwendig oor ... uitwerping
- uitwerping ... uitwijken
- uitwijken ... uitzending
- uitzending ... uitzetting
- uitzetting ... uitzonderen
- uitzonderen ... uitzuigen
- uitzuigen ... uniformiteit
- unilateraal ... urgent
- urgent ... uzelf