Zoek woord genoeg zijn heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
genoeg zijn (v) [algemeen] genügen (v) [algemeen]

NL DE Vertalingen voor genoeg

genoeg (a) [hoeveelheid] angemessen (a) [hoeveelheid]
genoeg (o) [graad] ausreichend (o) [graad]
genoeg (a) [hoeveelheid] ausreichend (a) [hoeveelheid]
genoeg (a) [hoeveelheid] genügend (a) [hoeveelheid]
genoeg (determiner adv pronoun int) [a sufficient or adequate number, amount, etc] genug (determiner adv pronoun int) [a sufficient or adequate number, amount, etc]
genoeg (a) [hoeveelheid] genug (a) [hoeveelheid]
genoeg (o) [hoeveelheid] genug (o) [hoeveelheid]
genoeg (determiner adv pronoun int) [sufficient] genug (determiner adv pronoun int) [sufficient]
genoeg (determiner adv pronoun int) [sufficiently] genug (determiner adv pronoun int) [sufficiently]
genoeg (v) [be enough, sufficient, adequate] genügen (v) [be enough, sufficient, adequate]

NL DE Vertalingen voor zijn

zijn (v) {n} geben (v)
zijn (n) [bestaan] {n} Leben (n) {n} [bestaan]
zijn (n) [bestaan] {n} Sein (n) {n} [bestaan]
zijn (v) [filosofie] {n} existieren (v) [filosofie]
zijn (n) [filosofie] {n} Dasein (n) {n} [filosofie]
zijn {n} befinden (sich)
zijn (n) {n} sein (n)
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} sein (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn (v) [algemeen] {n} sein (v) [algemeen]
zijn (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} sein (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]